1. Onschuldpresumptie
U bent onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Dit blijft het uitgangspunt in het hele proces, van het begin tot de uitspraak.
2. Recht op informatie
U heeft recht om zo snel als mogelijk te weten van welke strafbare feiten u wordt verdacht.
3. Recht op een raadsman
U heeft vanaf het begin recht op een raadsman (advocaat) om u bij te staan, om mee te praten, of u te adviseren.
4. Zwijgrecht
U heeft het recht om vragen van de politie, justitie of de rechter niet te beantwoorden. Wij raden u dat ook aan om dat vanaf het begin af aan te doen en ons zo snel als mogelijk te bellen.
1. Doen plegen
U heeft het dan niet zelf een strafbaar feit gepleegd, maar iemand heeft het voor u gedaan.
2. Medeplegen
U heeft het dan niet alleen een strafbaar feit gepleegd, maar samen met iemand anders, of meerdere personen.
3. Medeplichtigheid
U heeft niet zelf een strafbaar feit gepleegd, maar u heeft meegeholpen aan de voorbereidingen of het mogelijk maken van een strafbaar feit die anderen hebben gepleegd.
4. Strafbare poging
U heeft niet een strafbaar feit kunnen plegen, maar u heeft het wel voorbereid en was feitelijk al begonnen. De enige reden waarom het uiteindelijk niet doorging, lag buiten uw handen en u kon er zelf niets aan doen.
5. Uitlokken
U heeft anderen uitgelokt om een strafbaar feit te plegen.